Bedrijven kunnen niet zonder sterke vakbonden
Vakbonden proberen via sociale dialoog antwoorden te formuleren op de groeiende onzekerheid, schrijven drie onderzoekers.
Zaterdag 21 december 2024 om 03:00
Industriële bedrijven hebben het moeilijk. De sluiting van Audi Brussel, de zware herstructureringen bij Volkswagen of de noodkreet van de Belgische chemie zijn geen op zich staande incidenten, maar symptomen van een transitie die de sector wereldwijd doormaakt. Die transitie wakkert sociale conflicten aan, denk aan de wekenlange staking bij Boeing of die van de havenarbeiders in de Verenigde Staten. Vaak komen vakbonden daarbij negatief in het nieuws. Te weinig wordt benadrukt dat vakbonden via sociale dialoog net sociaal conflict vermijden. Sterke sociale partners zijn een voorwaarde om de huidige transitie te pacificeren. En net op dat punt heeft de Belgische industrie een streepje voor.
De afgelopen maanden interviewden we meer dan honderd operatoren, technici, ingenieurs en managers in industriële bedrijven in België, Nederland en de VS. Wat ons opviel, is de ontwrichtende onzekerheid in de sector en de nefaste gevolgen daarvan voor het welzijn van werknemers én managers.
Mentale belasting
Die onzekerheid heeft vier belangrijke oorzaken. Technologische vooruitgang en digitalisering maken om te beginnen industriële arbeid veiliger en fysiek minder belastend. In de plaats daarvan stijgt de mentale belasting. Machines nemen repetitieve en zware taken over, waardoor de focus verschuift naar monitoring van digitale machines en tools. Dat vraagt van operatoren nieuwe vaardigheden, niet vanzelfsprekend in een sector met oudere werknemers.
Door de digitalisering wordt ook elke handeling in het productieproces traceerbaar. Die transparantie biedt kansen om de efficiëntie te verhogen, maar heeft ook een keerzijde: veel werknemers voelen zich voortdurend gemonitord. De marge voor fouten wordt kleiner en de werkdruk stijgt, en daardoor ook de stress en onzekerheid.
Vestigingen van multinationals in België moeten zich daarnaast continu meten met vestigingen van hetzelfde concern elders in de wereld. Die interne concurrentie neemt toe. Ook hier faciliteert digitalisering: gekwantificeerde en transparante productieprocessen zijn gemakkelijk te vergelijken. Daardoor vermindert de lokale autonomie van vestigingen ten opzichte van het centrale hoofdkwartier. De hoge lonen en energietarieven in België zetten de vestigingen onder druk om met minder middelen dezelfde of betere resultaten te behalen. Zo ontstaat een gevoel van prestatiedrang en onzekerheid over de toekomst.
De zoektocht naar efficiëntiewinsten uit zich ook in een doorgedreven drang naar standaardisatie van werkprocessen, vaak via dure en ingewikkelde softwarepakketten. Hoewel dat op papier de efficiëntie verhoogt, ervaren werknemers het tegenovergestelde: meer bureaucratie, een toename van procedures en weinig gebruiksgemak. Zodra ze zijn gestandaardiseerd, verhuizen ondersteunende diensten als hr en IT vaak naar verre, goedkope landen. Dat bemoeilijkt de communicatie, waardoor eenvoudige computer- of personeelsproblemen soms moeilijk opgelost raken. Dat leidt tot frustratie en onbegrip op de werkvloer.
Bedrijven worden tot slot door de almaar strengere milieu- en klimaatwetgeving geconfronteerd met de noodzaak om te investeren in duurzamere productieprocessen. De elektrificatie van voertuigen of strengere emissierechten en milieunormen voor de chemie vereisen enorme investeringen die concurrenten in Azië of Amerika niet hoeven te doen, of waarvoor ze subsidies ontvangen. Bovendien leidt die wetgeving tot een stijging van de administratieve last door extra procedures of vereiste certificaten, waardoor veel van de efficiëntiewinsten van digitalisering weer verloren gaan.
Onzekerheid maakt ziek
Door al die veranderingen herkennen werknemers en lokaal management hun eigen bedrijf vaak niet meer. Hun taken en verantwoordelijkheden veranderen in een razend tempo. Oude verworvenheden staan plots op de helling en herstructureringen zijn meer regel dan uitzondering geworden. In veel gesprekken was er sprake van dalende motivatie en stijgende ziektecijfers. Onzekerheid maakt ziek. Al die veranderingen vormen samen een potentiële broeihaard van sociale conflicten.
Vakbonden proberen via sociale dialoog continu antwoorden te formuleren op die groeiende onzekerheid. Dat wordt te weinig benadrukt. Zo onderhandelen ze over het verantwoorde gebruik van data en algoritmes op de werkvloer, monitoren ze de werkdruk en ziektecijfers en zien ze erop toe dat de gevolgen van digitalisering en herstructureringen op een sociaal rechtvaardige manier worden opgevangen. Zo werken vakbonden er dagelijks aan dat werknemers de veranderingen steunen en voorkomen ze in veel gevallen openlijk conflict. Dat ze die rol kunnen spelen, komt net doordat de sociale dialoog in België sterk is uitgebouwd. De situatie is helemaal anders in Nederland en al zeker in de VS, waar vakbonden op ondernemingsniveau over minder middelen beschikken, wat ook hun potentieel tot pacificatie verkleint.
Zo bekeken staan vakbonden en management, innovatie en sociale vrede niet tegenover elkaar, maar gaan ze hand in hand. Sociale dialoog vormt een voorwaarde voor een duurzame toekomst voor de Belgische industrie, geen obstakel. Aan de Vlaamse minister van Werk, Zuhal Demir (N-VA), en de onderhandelaars op het federale niveau om dat te erkennen en onze sterke traditie in sociale dialoog te versterken in plaats van af te bouwen.
Yennef Vereycken, Lander Vermeerbergen en Valerie Pulignano
Onderzoeker Centrum Sociologisch Onderzoek KU Leuven, Assistant Professor Organisation Design & Development Radboud University Nijmegen; professor Centrum Sociologisch Onderzoek KU Leuven.