Ze zijn weer voorbij, de sociale verkiezingen. Vier jaar lang hebben onze mensen zich met hart en ziel ingezet voor hun collega’s. Vlak voor de balans wordt opgemaakt, krijgen we ineens te maken met een crisis als nooit te voren. Corona zet alles op zijn kop. De samenleving gaat in lockdown, massale tijdelijke werkloosheid, en de sociale verkiezingen – voorzien in mei – worden uitgesteld naar november. Het werden vreemde verkiezingen in verontrustende tijden. Mensen zaten thuis, onzeker wat de toekomst brengen zou, sommigen onder ons waren ziek, anderen (tijdelijke) werkloos,… Iedereen had veel aan het hoofd, maar verkiezingen waren daar dikwijls niet bij. Mensen moesten geholpen worden, gerustgesteld worden. Campagne voeren leek dan soms een beetje ongepast. Maar ze zijn weer voorbij. En nu het stof is gaan liggen en de stemmen geteld, maken we de balans op.
ABVV-Metaal houdt stand
De globale uitslag voor al onze sectoren is bijna copy/paste deze van vier jaar geleden. ABVV-Metaal blijft status-quo op 38,36 procent. Het ACV gaat met 1,06 procent achteruit (53,6 procent) en het ACLVB gaat met dezelfde 1,06 procent vooruit (8,04 procent).
Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles letterlijk bij het oude blijft. Zo’n algemene uitslag verbergt heel wat verschillen binnen federaties en paritaire comités:
- We hebben het minder goed gedaan in onze traditionele industriële sectoren, maar scoorden wel sterk in wat men onterecht de ‘kleine’ sectoren noemt: de elektriciens, garages en metaalhandel en in het koetswerk en de monteerders zijn we de grootste vakbond;
- In Antwerpen en Brugge springen we voor het eerst over alle andere vakbonden. In Zuid-Oost-Vlaanderen en Waas en Dender maken we grote sprongen voorwaarts (tot plus 11 procent in het CPBW in Zuid-Oost-Vlaanderen).
We beginnen met een achterstand
Daar waar je geen kandidaten kunt presenteren, kun je ook niet winnen. Door het uitstel van de verkiezingen (en de druk die de werkgevers op kandidaten uitoefenden) zijn we in een aantal bedrijven niet kunnen opkomen.
- In 2016 presenteerden we lijsten in 81 procent van de TBE’s waar er mandaten te begeven waren, in 2020 is dat in 79 procent;
- In 2016 hadden we lijsten in 80 procent van de TBE’s waar er voor het eerst verkiezingen waren, in 2020 is dat in 64 procent.
Het positieve is wel dat we in de TBE’s waar er voor het eerst verkiezingen waren we een zeer goede uitslag haalden (44 procent) en beduidend beter scoorden dan het algemeen gemiddelde (plus 6 procent). Dat is in ieder geval een wissel op de toekomst.
Nog altijd te weinig vrouwelijke kandidaten
In 2020 hadden we 3150 (unieke) kandidaten. Mannen vrouwen, kameraden, die opstonden en zich presenteerden voor hun werkmakkers. Dat is bijna op de kop evenveel als in 2016. We hadden 12,4 procent vrouwelijke kandidaten. Een lichte (-0,3 procent) daling in vergelijking met 2016. Het aandeel verkozen vrouwelijke kandidaten is nog minder: 10,1 procent. Al doen we het gelukkig wel beter dan in 2016 (+0,8 procent). Maar dit kan en moet zonder meer nog beter.
Syndicaal werken doe je elke dag
Onze militanten zijn niet van het slag die je alleen in verkiezingsperiode ziet met wat loze beloften of gadgets. Wat ons betreft mogen al die verkiezingsgadgets – bij wet – verboden worden. Liefst vandaag nog en zeker tegen de volgende sociale verkiezingen.
Onze militanten zetten zich elke dag in en ook dat merk je aan onze uitslag. In die TBE’s waar we kandidaten hebben doen we – niet verwonderlijk - dan ook beter dan de algemene uitslag. We halen er 42 procent volledig ten nadele van het ACV. Waar de werknemers onze inzet zien, worden we duidelijk beloond.
Al weten we ook dat elk bedrijf zijn eigen verhaal heeft. Zijn eigen waarom. Niet altijd wordt inzet en verantwoordelijkheid beloond. Maar ook dat is onze sterkte. We blijven niet bij de pakken zitten. Ook die militanten rechten de rug en staan morgen weer op voor hun collega’s.