Een van de maatregelen van de federale regering om de energiecrisis aan te pakken, betreft de invoering van een speciale vorm van tijdelijke werkloosheid voor werknemers die werken in energie-intensieve bedrijven (bijv. staal en non-ferro). Op haar website heeft de RVA de exacte modaliteiten en voorwaarden mee waaraan bedrijven moeten voldoen om er gebruik van te maken. Hieronder een overzicht.
- Welke bedrijven kunnen er gebruik van maken?
- de aankoop van energieproducten (inclusief de energieproducten andere dan aardgas en elektriciteit) voor het kalenderjaar 2021 minstens 3 % van de toegevoegde waarde van het bedrijf uitmaakt.
- de energierekening (in het trimester voorafgaand aan het trimester waarin gebruik wordt gemaakt van de tijdelijke werkloosheid ‘energie’) is verdubbeld in vergelijking met de energierekening voor hetzelfde trimester van het voorgaande jaar.
Wenst je onderneming een beroep doen op tijdelijke werkloosheid ‘energie’? Dan moet ze het formulier C106A-ENERGIE indienen bij de RVA. Hierin kunnen bedrijven ‘op eer’ verklaren dat ze een energie-intensief bedrijf zijn (controle door de RVA is mogelijk).
- Welke regelingen zijn mogelijk?
Concreet kan een bedrijf:
- Een regeling van volledige schorsing invoeren voor maximaal vier weken.
- Een regeling van gedeeltelijke arbeid (waarbij minder dan drie dagen per week of minder dan één week per twee weken wordt gewerkt – de zogenaamde ‘grote schorsing’) invoeren voor maximaal drie maanden.
De kennisgeving bevat o.a. het aantal werkloosheidsdagen en de data waarop elke werknemer werkloos zal zijn.
Op dezelfde dag van de kennisgeving moet ook de ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging op de hoogte gebracht worden van de redenen die de tijdelijke werkloosheid ‘energie’ rechtvaardigen.
- Wat betekent dit voor de werknemers?
- De werknemers zijn vrijgesteld van het gebruik van de controlekaart C3.2A (deze vrijstelling geldt tot 31 december 2022 trouwens voor alle vormen van tijdelijke werkloosheid).
- De werknemers hebben van in het begin recht op uitkeringen tijdelijke werkloosheid (er moet geen bepaald aantal arbeidsdagen bewezen worden, m.a.w. er is geen wachttijd).
- De uitkering bedraagt 70 % van het begrensde brutoloon (er wordt 26,75 % bedrijfsvoorheffing op betaald). Er wordt ook een aanvullende vergoeding voorzien van minstens 6,22 euro bruto, die betaald wordt door het bedrijf of (geheel/gedeeltelijk) door een sectoraal Fonds voor Bestaanszekerheid. De aanvullende vergoeding mag nooit lager zijn dan het supplement dat betaald wordt bij gewone economische werkloosheid.