Artikels Digimetaal

Een overzicht van onze artikels uit de nieuwsbrief.

 

Er beweegt heel wat op vlak van de sociale zekerheid. Grotendeels gaat het daarbij om besparingen van de rechtse regering, zowel op federaal als Vlaams niveau. Toch zijn er ook enkele lichtpuntjes, zoals het akkoord van de Groep van 10 over de welvaartsvastheid van de uitkeringen.

1) Op federaal niveau

a. Bevestiging van de bedragen van sommige sociale uitkeringen

In een officieel bericht van 8 februari 2017 bevestigt de FOD Sociale Zekerheid de bedragen van een reeks sociale uitkeringen die van kracht zijn vanaf 1 januari 2017. 

Het gaat om de ziekte- en invaliditeitsverzekering (regeling voor zelfstandigen, moederschapsuitkering en adoptie) en de pensioenen (regeling voor werknemers en zelfstandigen, gewaarborgd minimumpensioen).

Bron: Officieel bericht van 8 februari 2017. Aanpassing buiten index op 1 januari 2017 van het bedrag van sommige sociale uitkeringen, BS 8 februari 2017.

b. Nieuwe berekeningsbasis voor werkloosheids- en ziekte-uitkeringen

Een kb van 13 december 2016 wijzigt het loon dat wordt gebruikt bij de berekening van de werkloosheids- en ziekte-uitkeringen. Het doel van de wijziging is te besparen op de uitkeringen. Door het kb worden een aantal loonelementen uit het begrip ‘gemiddeld dagloon’ verwijderd waardoor de berekeningsbasis verlaagt. Het betreft premies die niet gekoppeld zijn aan de effectieve prestaties in het kwartaal van aangifte. Daarnaast wordt voor de ZIV verduidelijkt wanneer het loon voor overuren in aanmerking komt bij het bepalen van het gemiddeld dagloon. Ook vervroegt het tijdstip waarop het gemiddeld dagloon wordt bepaald. Niet meer de dag waarop de arbeidsongeschiktheid zich voordoet, dient als referentiepunt, maar wel de laatste dag van het tweede kwartaal dat voorafgaat aan het kwartaal waarin de arbeidsongeschiktheid zich voordoet. De nieuwe berekeningswijze is van toepassing op de risico’s die vanaf 30 december 2016 plaatsvinden.

Bron: SocialEye; Koninklijk besluit van 13 december 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip ‘gemiddeld dagloon’ wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, BS 22 december 2016.

denkwolkjeWist je dat je de bedragen van de uitkeringen kunt terugvinden in ons e-book Sociale bedragen?

 

c. Gelijkgestelde periodes voor het pensioen

i. Beperking gelijkstelling voor landingsbanen op 55 jaar na 33 jaar loopbaan

De wet en het kb van 20 december 2016 wijzigen retroactief de berekeningsregels van de gelijkstelling voor het pensioen van de landingsbanen. De wijziging die werd voorgesteld als een verduidelijking, beperkte de gelijkstelling voor de uitzonderingslandingsbaan op 55 jaar na 33 jaar loopbaan. De werknemers in dit stelsel verloren daarbij het voordeel van de 312 dagen pro rata waarin hun pensioen nog werd berekend aan het laatste loon. Hun rechten worden alleen nog op het minimumrecht berekend. De nieuwe berekeningsregels gelden bovendien retroactief vanaf 1 januari 2015. De oude, meer gunstige bepalingen blijven van toepassing op periodes van tijdskrediet opgenomen voor deze datum.

Bron: Wet van 20 december 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 september 2012 tot uitvoering van artikel 123 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 17 januari 2017; koninklijk besluit van 20 december 2016 tot wijziging van de artikelen 24bis, eerste lid, punt 9 en 34, § 1, O, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, betreffende de periodes van tijdskrediet op het einde van de loopbaan, BS 17 januari 2017.

ii. Beperking gelijkstelling voor werkloosheid tweede periode en SWT

Nog een besparing is het plan van minister van Pensioenen Bacquelaine om vanaf 1 januari 2017 de werkloosheid tweede periode niet meer volledig gelijk te stellen voor het pensioen, zoals dat sinds 2012 al gebeurt voor de werkloosheid derde periode.

De tweede periode in de werkloosheid is de periode die volgt op de eerste 12 maanden werkloosheid. Ze duurt twee maanden, verlengd met twee maanden per jaar beroepsverleden. De maximumperiode is 36 maanden. Deze periode werd tot voor kort aangerekend aan het laatst verdiende loon. Bacquelaine wil deze periodes alleen nog aanrekenen aan het minimumrecht. De dagen worden wel nog meegeteld voor de loopbaanvoorwaarde om op vervroegd pensioen te gaan.

De nieuwe regeling die een onmiddellijk verlies betekent voor pensioenen die ingaan op 1 januari 2018, zal ook gelden voor de periodes van SWT en canada dry, en zelfs als de betrokken werknemers via het cliquet-systeem op SWT gaan. Ook zij zullen dus pensioenrechten verliezen, tenzij het gaat om:

- werknemers die op 31 december 2016 al op brugpensioen, SWT of canada dry waren;
- werknemers die voor 20 oktober 2016 ontslagen werden met het oog op SWT;
- SWT onderneming in herstructurering of moeilijkheden, zware beroepen bouw en nacht, lange loopbanen en SWT om medische redenen.

Ook de deeltijdse werknemers met behoud van rechten vallen buiten de regeling.

De beperking van de gelijkstelling kreeg een negatief advies van de werknemersvertegenwoordiging in het Beheerscomité van de Federale Pensioendienst en stuit op veel verzet, maar zal toch door Bacquelaine worden doorgevoerd. De Minister wil evenwel geen duidelijkheid geven over de stand van zaken van het kb dat de hervorming moet doorvoeren.

Bron: Federale Studiedienst ABVV.

d. Aanpassingen aan SWT-KB

Het SWT-KB van 3 mei 2007 dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) regelt, wordt aangepast met ingang van 1 januari 2017. Het is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten die effectief een einde nemen na 31 december 2016.

Voortaan geldt voor de bijzondere stelsels dat de werknemer die ontslagen is tijdens de geldigheidsperiode van een cao die een leeftijd vastlegt overeenkomstig de bepalingen van dit SWT-KB, die leeftijd ten laatste bereikt moet hebben:

• op het einde van de arbeidsovereenkomst;

• en, ofwel tijdens de periode waarin die cao van toepassing is, ofwel gedurende de periode waarin de cao van toepassing is die deze cao verlengt, voor zover de verlengende cao dezelfde leeftijdsvoorwaarde voorziet.

De specifieke stelsels waarop de wijziging van toepassing is, zijn:

• SWT op 58 jaar met 33 jaar loopbaan (bouw, nachtwerk, zwaar beroep) (art. 3, §1 van het KB van 3 mei 2007);

• SWT op 58 jaar met 35 jaar loopbaan (zwaar beroep) (art. 3, §3 van het KB van 3 mei 2007);

• SWT op 58 jaar met 35 jaar loopbaan (mindervalide werknemers of werknemers met ernstige lichamelijke problemen) (art. 3, §6 van het KB van 3 mei 2007);

• SWT op 58 jaar met een ‘zeer lange loopbaan’ van 40 jaar (art. 3, §7 van het KB van 3 mei 2007).

Het wijzigings-KB voert ook een kliksysteem in zodat de werknemer zijn rechten kan vastklikken. De algemene regels van het SWT-KB, zoals van toepassing vóór de 1 januari 2015, blijven van toepassing op de werknemers die gelijktijdig voldoen aan volgende voorwaarden:

• ze zijn ontslagen na de geldigheidsperiode van de cao die voorziet in SWT (gesloten en neergelegd vóór 1 juli 2015 en treedt uiterlijk op 1 januari 2015 in werking, voorziet minstens de leeftijd van 60 jaar, vereiste beroepsverleden);

• ze bereiken de leeftijd van 60 jaar uiterlijk op het einde van hun arbeidsovereenkomst en tijdens de geldigheidsperiode van de cao;

• ze rechtvaardigen het vereiste beroepsverleden uiterlijk op het einde van hun arbeidsovereenkomst en tijdens de geldigheidsperiode van de cao.

De wijziging is van toepassing op alle ontslagen die gegeven worden vanaf 23 februari 2017, de datum van inwerkingtreding van het wijzigings-KB.

Bron: SocialEye; Koninklijk besluit van 30 januari 2017 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, BS 13 februari 2017.

e. Kadercao’s SWT en landingsbanen

Goed nieuws is er van de Groep van 10 die in het kader van het IPA een akkoord heeft bereikt over de leeftijdsvoorwaarden voor de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag en over de verlenging van de landingsbanen. De nieuwe regels die de volgende twee jaar van toepassing zullen zijn, vind je terug in de onderstaande tabel.

tabelSWT

Bron: IPA, Federale Studiedienst ABVV.

d. Welvaartsvastheid

In het kader van het IPA bereikte de Groep van 10 ook overeenstemming over de welvaartsvastheid van de uitkeringen. Hoewel de welvaartsenveloppe door de regering voor de komende twee jaar met 40 % is verminderd, slaagden de sociale partners erin een akkoord te bereiken om vooral de minima die het verst onder de armoedegrens liggen, te verhogen. Het akkoord houdt de volgende verbeteringen in:

• Op 1 september 2017 worden de minimumuitkeringen verhoogd. Het gaat om een verhoging met 1,7 % voor de minima in de pensioenen, ziekte en invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten. De minima in de werkloosheid worden aangepast met 3,5 % voor de gezinshoofden en bevoorrechte samenwonenden. De uitkeringen voor de alleenstaanden en samenwonenden stijgen met respectievelijk 2 en 1 %. De pensioenen met volledige loopbaan krijgen 1 % meer, terwijl het minimumjaarrecht wordt verhoogd met 1,7 %. De kloof tussen minimumoverlevingspensioen en minimumpensioen wordt met 15 % verminderd.

• De pensioenen die 5 jaar geleden zijn ingegaan krijgen een verhoging van 2 %. In de andere sectoren van de sociale zekerheid, met uitzondering van de werkloosheid, verhogen de uitkeringen die 6 jaar geleden zijn ingegaan, met 2 %. De oudste pensioenen worden verhoogd met 1 %.

• Ook worden de berekeningsplafonds verhoogd om rekening te houden met de reële loonevolutie de afgelopen twee jaar. Voor alle stelsels gaat het om 0,8 %, behalve voor SWT en het pensioen waar het plafond met respectievelijk 0,5 % en 1,7 % wordt verhoogd.

• De inschakelingsuitkering voor een alleenstaande +21 jaar wordt opgetrokken tot het niveau van het leefloon. De gezinshoofden krijgen en verhoging met 3,5 % en de bevoorrechte samenwonenden een verhoging met 4,5 %.

• Het vakantiegeld voor gepensioneerden stijgt met 2,25 % in 2017 en nog eens 2,25 % in 2018, samen dus 4,5 %. De inhaalpremie stijgt in 2017 na 2 jaar met 55 euro voor zieken met gezinslast en met 26 euro voor de andere. In 2018 verdubbelt het bedrag.

• Vanaf 1 april 2017 stijgen de uitkeringen voor thematische verloven voor alleenstaande ouders. Voor voltijds en deeltijds tijdskrediet gaat het om een stijging met 38 %, voor 1/5- tijdskrediet om een stijging met 21 %.

• Het forfaitair bedrag voor hulp van derden wordt vanaf 1 april 2017 verhoogd met 5 %. De persoonlijke bijdrage bij cumul van pensioen en uitkering van arbeidsongeval of beroepsziekte wordt verlaagd met 1,19 %.

• In de sociale bijstand worden de uitkeringen verhoogd met 0,9 % bovenop de reeds door de regering beloofde verhoging van 2 %.

Het is niet zeker of de regering het advies van de sociale partners zal volgen. Premier Michel verklaarde in de Kamer dat de regering het IPA zal “honoreren en uitvoeren”, maar voegde daaraan toe dat dit zal gebeuren binnen de marges van de “budgettaire controle”.

Bron: IPA, Federale Studiedienst ABVV en verslag plenaire vergadering Kamer 2 februari 2017.

e. Hervorming financiering sociale zekerheid

Besparen is ook de rode draad bij de hervorming van de financiering van de sociale zekerheid die vorige week in tweede lezing is goedgekeurd door de Commissie Sociale Zaken van de Kamer.

Het wetsontwerp voorziet in drie types van overheidsfinanciering:

- Een alternatieve financiering (een voorafname op verschillende fiscale inkomsten);
- Een ‘transparante en responsabiliserende’ evenwichtsdotatie waarvan het bedrag elk jaar wordt vastgesteld, per stelsel van de sociale zekerheid;
- Een klassieke overheidstussenkomst (dotatie) die tot doelstelling heeft om tussen te komen in een duurzame financiering van de solidariteitsuitgaven.

In het licht van de responsabilisering wordt de CFB, de voormalige Commissie voor Financiële problemen bij de RSZ en bij de RSVZ vervangen door een Commissie Financiën en Begroting waarin de sociale partners niet zetelen. Om de tekorten gecreëerd door de taxshift te compenseren, wordt de alternatieve financiering uitgebreid. De uitbreiding is echter te beperkt om de financiering ervan te garanderen, omdat de netto-terugverdieneffecten van de taxshift worden overschat. Positief is dat een aantal oneigenlijke socialezekerheidsuitgaven (de ‘koekoekseieren’), die tot nog toe gefinancierd werden via de sociale zekerheid, maar die niet tot de kerntaken ervan behoren, voortaan ten laste worden gelegd van de primaire uitgaven. Daar staat tegenover dat de evenwichtsdotatie per stelsel van sociale zekerheid apart zal worden bepaald op basis van een budgettair evenwicht en worden gekoppeld aan een aantal responsabiliseringsfactoren. Daarbij worden de sociale partners verantwoordelijk gesteld voor de eventuele kost van hun akkoorden en krijgt de regering de mogelijkheid discretionair te beslissen om tekorten al dan niet aan te zuiveren.

Het ABVV kantte zich samen met de andere vakbonden sterk tegen het wetsontwerp dat de stabiliteit van de financiering van de sociale zekerheid ernstig bedreigt. Ons verzet kon evenwel niet voorkomen dat het ontwerp in de kamer werd aangenomen.

Bron: Wetsontwerp houdende hervorming van de financiering van de sociale zekerheid..

denkwolkje Wist je dat je op onze site een e-book kunt vinden dat ingaat op de geschiedenis en het belang van de sociale zekerheid?

h. Toekenningsvoorwaarden inschakelings- en werkloosheidsuitkeringen aangepast

De jongere die niet langer schoolplichtig is, kan onder bepaalde voorwaarden inschakelingsuitkeringen genieten. Sinds 1 januari 2015 is een van die voorwaarden dat hij nog geen 25 is wanneer hij de uitkeringen aanvraagt. De leeftijdsgrens wordt verhoogd als de jongere zijn aanvraag niet tijdig heeft kunnen indienen omdat hij zijn studies wegens overmacht onderbroken heeft of als werknemer tewerkgesteld is geweest. Het nieuwe kb voegt daar aan toe dat de verhoging van de leeftijdsgrens ook wordt toegepast wanneer de jongere zich als zelfstandige in hoofdberoep gevestigd heeft. De leeftijdsgrens wordt dan opgetrokken tot de leeftijd die hij bereikt één maand na het einde van de activiteitsperiode als zelfstandige die, in voorkomend geval, beperkt is tot vijf jaar gerekend van datum tot datum.

Het kb verlengt ook periode waarin het recht op inschakelingsuitkeringen kan worden genoten door een jonge werkzoekende die acute of chronische, ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen heeft, desgevallend gecombineerd met sociale problemen. Als de jongere positief meewerkt aan een door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling georganiseerd of erkend aangepast traject, kan hij nog een extra verlenging genieten. De verlenging gold vroeger voor twee jaar, voortaan is dat drie jaar. De jonge werknemer die een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 33% aantoont en aan een aangepast traject deelneemt, kan dezelfde verlenging krijgen. De maatregelen zijn van toepassing sinds 1 januari 2017.

Verder komt het kb ook terug op de nieuwe regeling voor toekenning van werkloosheidsuitkeringen op grond van tewerkstelling in het buitenland. Sinds 1 oktober 2016 kon de in het buitenland verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeid slechts in aanmerking komen voor de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in aanmerking binnen de grenzen van bilaterale en internationale verdragen. De betrokken werknemer moest bovendien na zijn werk in het buitenland gedurende ten minste drie maanden als loontrekkende volgens de Belgische regeling gewerkt hebben. De inwerkingtreding van de nieuwe regeling wordt nu echter uitgesteld. De nieuwe regeling zal pas ingaan voor de aanvragen die vanaf 1 januari 2019 worden ingediend. Tot dan blijft de oude regeling van toepassing.

Bron: SocialEye; Koninklijk besluit van 27 januari 2017 tot wijziging van de artikelen 36 en 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van een artikel 14bis in het koninklijk besluit van 11 september 2016 tot wijziging van de artikelen 36, 37, 38, 42, 42bis, 48, 118, 130, 133 en 153 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van een artikel 139/1 in hetzelfde besluit, tot invoeging van een artikel 3/1 in het koninklijk besluit van 2 juni 2012 tot uitvoering van Hoofdstuk 6 van de wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord en tot invoeging van een artikel 5/1 in het koninklijk besluit van 9 januari 2014 betreffende de ontslagcompensatievergoeding, met het oog op besparingen en anti-misbruik bepalingen, BS 1 februari 2017.

2) Op Vlaams niveau

a. Start Vlaamse sociale bescherming

Op 1 januari 2017 is het decreet in werking getreden dat de Vlaamse sociale bescherming invoert. Op dezelfde datum trad ook het grootste deel van de bepalingen van het uitvoeringsbesluit in werking.

De Vlaamse sociale bescherming bundelt de drie bestaande zorguitkeringen:

- de zorgverzekeringstegemoetkoming
- de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden
- het basisondersteuningsbudget

Het decreet en het uitvoeringsbesluit bevatten dan ook weinig nieuws. De Vlaamse sociale bescherming blijft een volksverzekering die alleen aan wie bijdragen heeft betaald, een uitkering toekent. De uitvoering gebeurt via zorgkassen die de verplichte bijdragen innen, de aanvragen onderzoeken en de tegemoetkomingen uitkeren.

Bron: SocialEye; Besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2016 houdende de uitvoering van het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, BS 16 december 2016.

b. Geen indexering kinderbijslagen

Ook de Vlaamse regering bespaart in de sociale zekerheid. De volgende overschrijding van de spilindex zal niet worden verrekend voor de gezinsbijslagen die worden toegekend door de Vlaamse Gemeenschap. Ook in 2015 werd een overschrijding van de spilindex niet toegepast. Tegenover die beslissing staat de belofte om de besparing die voortvloeit uit de niet-indexering in 2015 en 2017 (geraamd op 139,106 miljoen euro) vanaf 2019 toe te voegen aan het budget voor gezinsbijslagen. Het ABVV heeft zich samen met de andere vakbonden verzet tegen deze maatregel, omdat ze eenzijdig ingrijpt in een materie van sociale bescherming die het voorwerp moet uitmaken van medebestuur van de sociale partners.

Bron: SocialEye; Decreet van 23 december 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017, BS 29 december 2016.