In gesprek met ...Kris Van Eeckhout.
Jobcrafting, duurzame inzetbaarheid, work-life integration, wendbaar werk, loopbaanzelfsturing..., we worden tegenwoordig met ingewikkelde termen rond de oren geslagen als het over onze job gaat. Nog zo’n moeilijke: organisaties en bedrijven krijgen te maken met een “Vuca” wereld, waarbij Vuca staat voor Volatile (snel veranderend), Uncertain (onzeker), Complex (complex), Ambiguous (vaag), waardoor deze organisaties te maken krijgen met meer concurrentie en meer flexibiliteit, maar ook meer mogelijkheden en groeipotentieel. Wat dan weer z’n effect heeft op de werknemers in zo’n organisaties...
Ook de wereld van de loopbanen is dus in beweging. Met de sectorfondsen/vormingsfondsen (of moeten we nu niet loopbaanfondsen zeggen?), proberen we samen met de sociale partners hier wat klaarheid in te scheppen. De bedoeling is om in deze “Vuca wereld” tot een duidelijke opdracht te kunnen komen voor deze fondsen, zodat we werknemers optimaal kunnen ondersteunen en “duurzaam inzetbaar” maken in hun loopbaan. Eén van de zaken die we beter willen begrijpen, is de impact van de technologie op de jobs van de toekomst. Blijven er door digitalisering en verdere robotisering überhaupt nog wel voldoende jobs over? En moeten we als alternatief van de utopie van volledige tewerkstelling niet nadenken over een basisinkomen voor iedereen? De “basisinkomendiscussie” zou ons te ver leiden, laat ons focussen op de jobcreatie of jobdestructie door de technische evoluties.
Hebben technologiepessimisten gelijk?
Technologiepessimisten schetsen een somber beeld. De afgelopen jaren heeft de voortschrijdende technologie een behoorlijke impact gehad op de werkgelegenheid in de industrie: in China bijvoorbeeld zijn er tussen 1995 en 2002 ongeveer zestien miljoen banen verloren gegaan in de productiesector (1). Een ander voorbeeld uit het boek “De opmars van de robots” van Martin Ford: In 1998 leverde de werkende bevolking van de VS in totaal 194 miljard uren arbeid. Vijftien jaar later, in 2013, is de waarde van diensten en goederen in de VS toegenomen met 3,5 biljoen dollar, na de correctie van inflatie, een groei van 42%. De totale hoeveelheid menselijke arbeid die nodig was om dit te bereiken: 194 miljard uren... Ondanks de bevolkingsaangroei in de VS met ruim 40 miljoen mensen en ondanks het feit dat er duizenden bedrijven bijkwamen, is er in een tijdsbestek van vijftien jaar geen groei te bespeuren in het aantal gewerkte uren.
Hoe zit het in de metaalsector in België?
Hoe is de evolutie in de metaalsector in België dan afgelopen jaren? Ook hier stellen we een daling vast. Enkele cijfers: de metaalsector in België (PC 209 en PC 111) had in 2016 gemiddeld 174.705 werknemers (2) in dienst. 74,9% daarvan woont in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De sector telt 6.118 bedrijven gevestigd in België, waarvan 4.290 (70%) in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Op 10 jaar tijd betekent dit voor Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (3) qua tewerkstelling een forse daling van 20%, bijna volledig toe te schrijven aan het verlies van jobs voor arbeiders (-27% versus -6% voor bediendenjobs). Ten opzichte van 2015 stellen we echter min of meer een status quo vast: er is een beperkt aantal, toch nog 455, jobs verloren gegaan voor arbeiders (-1%). Daar staat tegenover dat er voor bedienden een bescheiden toename aan tewerkstelling genoteerd werd (+1%).
Moeten we voor onze jobs vrezen?
En het wordt alleen maar erger volgens sommigen. De rekenkracht en de snelheid waarmee computers alle beschikbare gegevens (big data) analyseren is de laatste jaren ontzettend toegenomen. Artificiële intelligentie doet zijn intrede: “slimme” computers en robots zouden zo in de toekomst ons leven niet alleen kunnen controleren maar ook domineren. Science fiction? Misschien... Moeten we voor onze jobs vrezen? Het antwoord is neen!
Hebben technologieoptimisten gelijk?
Tijd voor de optimistische visie: sommige analisten geven aan dat de grootste golf van jobdestructie ten gevolge van automatisering al achter ons ligt. Bovendien is uit vorige industriële revoluties gebleken dat er een graduele verschuiving plaatsvindt in de werkgelegenheid; sommige jobs verdwijnen maar er zullen nieuwe opportuniteiten ontstaan. Ondanks decennia van automatisering en robotisering zijn er nog nooit zoveel jobs geweest. Het zijn immers niet de robots die uiteindelijk het verschil zullen maken in het maximaliseren van de efficiëntie. Wat wel het verschil zal maken is zorgen voor een juiste mix van technologie die op maat van de werkplek kan ingezet worden. Een vaak voorkomende denkfout is dat in binaire termen gedacht wordt over de impact van digitalisering: of een job is veilig, of ze verdwijnt. In de realiteit is echter sprake van complementariteit (Ford, 2015). Sommige taken kunnen volledig worden geautomatiseerd, andere kunnen best worden uitgevoerd wanneer robots en mensen samenwerken en elkaar aanvullen. In complementariteit schuilen overigens veel mogelijkheden om het werk te verlichten, en zo het doel van werkbaar werk hoog te houden. Het kind krijgt overigens ook een nieuwe naam: de collaboratieve of de corobot. Uit een recente studie bij 21 OESO-landen blijkt dat 9% van de jobs als “hoog automatiseerbaar” kan omschreven worden. Uit de schatting voor België blijkt dat slechts 7% van de werkgelegenheid een hoge kans op digitalisering vertoont. Dat is een aandeel dat bij een continuering van het huidige tempo van jobcreatie veel eenvoudiger gepareerd kan worden.(4)
De onheilsprofeten van enkele tientallen jaren geleden hebben ongelijk gehad: er is nog wel degelijk een stevige industriële verankering aanwezig en noodzakelijk in Europa. Politici begrijpen nu ook dat we het met alleen een diensteneconomie niet redden. Industriële activiteiten bieden immers de grootste toegevoegde waarde. Ondertussen schreeuwen de bedrijven om geschikte technische werkkrachten. Leerlingen die afstuderen in een technische richting hebben de werkplekken voor het uitkiezen. Uit een rapport van VDAB blijkt dat 71.810 jongeren, die na het school- of academiejaar 2014-2015 de school verlieten, slechts 11% werkzoekend is na één jaar, wat het laagste werkzoekendenaandeel is in de afgelopen 5 jaar. (5)
Kunnen we nog werk- / loopbaanzekerheid garanderen?
De “VUCA” wereld heeft niet alleen effect op organisaties en bedrijven, maar ook op loopbanen. Een werknemer staat vandaag voor de uitdaging om met een minder voorspelbare en complexere arbeidsmarkt om te gaan, waarin zijn of haar loopbaan langer wordt. Wanneer een loopbaan niet langer samenvalt met een voorspelbaar traject in één onderneming, is het logisch dat werknemers zelf in grotere mate instaan voor hun loopbaan- en werkzekerheid: actief op zoek gaan naar nieuwe kansen, de arbeidsmarkt blijven volgen met open vizier, nadenken over de eigen competenties, loopbaanverwachtingen kenbaar maken, ...
Tijdens een workshop rond loopbanen begin september georganiseerd door Inom arbeiders en bedienden pleit Professor Ans De Vos ervoor dat werknemers tijdens hun arbeidsloopbaan ook wel voldoende uitgedaagd moeten worden om hun competenties te blijven ontwikkelen.(6) Ze moeten daartoe gestimuleerd worden en er de instrumenten en middelen voor krijgen. De individualisering van de verantwoordelijkheid ontslaat de werkgever, de sociale partners of de overheid in die zin niet van hun taak. Bij bovenstaande formulering wil ik toevoegen dat naast het aspect van “willen” zorg dragen voor de eigen loopbaan er in evenwaardig belang ook het aspect van “kunnen” zorg dragen voor de eigen loopbaan in rekening moeten worden gebracht. Het “kunnen” wordt enerzijds beïnvloed door de mate waarin de context (werkgever, begeleidende instanties naar een gepaste job) het individu voldoende ondersteunt in zijn of haar zoek/groeiproces. In praktijk blijkt dat niet “alle” arbeiders en bedienden de mogelijkheden krijgen om zich te ontwikkelen en bijvoorbeeld opleidingen te volgen. Hoogopgeleide werknemers blijven zich bijscholen en krijgen hiervoor alle ondersteuning (ook financieel), terwijl minder opgeleide werknemers vaak geen opleidingsperspectieven krijgen aangeboden (het Mattheus effect: "zij die al weinig hebben, krijgen nog minder"). Dit is zeker een bijzonder aandachtspunt voor onze loopbaanfondsen.
Hoe maken we nieuwe technologie bespreekbaar op de werkplek?
Tenslotte, hoe kunnen onze bedrijven die inzetten op technologische innovaties ook hun medewerkers mee aan boord houden? De oplossing is de werknemer meer greep te geven op nieuwe technologie en innovatie. Innovatie moet bespreekbaar worden gemaakt op het niveau van de werkplek, in de bedrijven én bij de overheid. In De Tijd pleiten Professoren Dhondt en Van Ooteghem om werknemers bijvoorbeeld naar producenten van 3D-printers te laten gaan. Wellicht komen ze met betere ideeën om dergelijke machines in te zetten.(7) Bedrijven moeten leren hoe werknemers te betrekken bij nieuwe investeringsgebieden. Recent overzicht zegt dat 40 procent van de innovaties mislukt. Meer betrokken werknemers dragen er in ieder geval toe bij, dat innovaties niet in de productiefase blijven hangen. In een wereld van disruptie hebben werkgevers een direct belang bij meer en meer succesvolle innovaties. Werknemers ervaren de effecten van nieuwe investeringen onmiddellijk aan het eigen lijf en zij kunnen dus inschatten wat vernieuwing betekent, en zij kunnen ook die vernieuwing zelf vormgeven.
Voor welke industriële strategie gaan we?
Loopbanen, sectorfondsen, technologieën zijn allen in beweging. Om hier een impact op te hebben kunnen we concluderen dat alle actoren hier een rol in moeten spelen. Om een gezonde evolutie in het Belgische socio-economisch model mogelijk te maken is het nodig dat de overheid weloverwogen keuzes maakt. De keuze voor een bepaalde industriële strategie op maat van het Belgisch model is hier essentieel. Wordt dat een keuze gericht op ‘differentiatie’ (investeren in R&D, digitale technologie én product ontwikkeling) zoals in Duitsland, of een keuze gericht op ‘kostenleiderschap’ (investeren in harde automatisering en lagere factorkosten (arbeid, belasting, ...)) zoals in Nederland? Volgens Professor Dhondt toont onderzoek aan dat België nog niet gekozen heeft voor een duidelijke industriële strategie en niet kiezen betekent hier... verliezen. Blijkt dat het gevolg hiervan een lagere groei is voor bedrijven en een verlies aan jobs. Hier niet in kiezen betekent ook de kans missen om een context te creëren die ondersteunend kan werken voor bedrijven in het aangaan van hun uitdagingen. Hoe meer bedrijven kunnen omgaan met hun uitdagingen omdat het socio-economisch beleid hen ondersteunt, hoe groter de kans dat zij op hun beurt de context kunnen creëren die medewerkers nodig hebben om te kunnen bouwen aan hun inzetbaarheid.
De overheid en sociale partners moeten dus snel samen een strategie uitwerken, zodat bedrijven kunnen groeien en werknemers kunnen genieten van een duurzame loopbaan die hun de nodige kansen en voldoening geeft. Maar ook arbeiders en bedienden moeten zelf durven het initiatief in handen te nemen en verantwoordelijkheid te claimen voor hun eigen loopbaan en voor werkzekerheid. Indien we dan de voortschrijdende technologie mee kunnen inzetten als oplossing zou het resultaat weleens veel optimistischer kunnen zijn dan wat onheilsprofeten ons doen geloven.
Niet ondergaan, maar in ons voordeel gebruiken
Ik eindig met volgend mooi citaat: “Robotisering, zowel op vlak van automatisering van geestdodende processen als op het vlak van super gesofistikeerde micro-chirurgie en/of complexe beslissingsvorming, je hebt de morele plicht om daar positief over na te denken. Niet om het te ondergaan, maar om het in ons voordeel te gebruiken, om te ontwikkelen, te scheppen en vooruitgang te boeken. Op alle vlakken. Ons domein moet dat van de creativiteit, de inventiviteit en de meerwaarde zijn. En dat kan in elk vakgebied, van schrijnwerkerij tot stamceltechnologie.”
Kris Van Eeckhout
Coördinator INOM Arbeiders
(1) Caroline Baum, “So what’s stealing China’s manufacturing jobs?” Bloomberg News, 14/10/2003
(2) Werknemers naar sectorgroep, paritair comité en statuut (Gewesten, België; 2003-2016) op www.steunpuntwse.be (http://www.steunpuntwse.be/node/2916 )
(3) Aantal bedrijven met bedienden PC 209 en PC 111, gekend bij het SFBM in het vierde kwartaal van 2016.
(4) Steunpunt Werk, Werk.Rapport, 2017 nr. 1 23/69
(5) “Stemmig de toekomst in”, VDAB, studie schoolverlaters 2017.
(6)Professor Ans De vos (verbonden aan de Antwerp Managment School) heeft tal van publicaties. In “Loopbanen in beweging”, uitgegeven bij Acco geeft de professor uitgebreid haar visie over de loopbanen van de toekomst.
(7)De Tijd, 29/06/2016. Steven Dhondt en Geert Van Hootegem, hoogleraars arbeidsorganisatie en innovatiemanagement aan de KU Leuven
(8) Guido Everaert is blogger-columnist, docent, spreker en auteur.