De samenleving

Lees hier gevarieerde blogs vanuit de gelijkgezinde samenleving. Aan het woord laten we specialisten binnen ABVV-Metaal en uit progressieve middenveldsorganisaties.

 

In gesprek met ... Philippe Diepvents.

In De Standaard van 13 juni trekt het ondersteuningscentrum voor ouderenmishandeling aan de alarmbel. De boodschap: de overheid vraagt, als oplossing van de vergrijzing, steeds sterker dat mensen zelf voor hun bejaarde ouders zorgen. Maar omdat burgers daar niet altijd voldoende kennis voor hebben en omdat er te weinig ondersteuning is, leidt dit o.a. tot meer meldingen over mishandeling.

De voorlopige reactie van minister Vandeurzen: inzetten op sensibilisering en de uitbreiding van een bestaand noodnummer. Dat klinkt als een beleid dat met lege handen staat, en dat is het ook. De minister heeft een mantelzorgplan zonder budget, onvoldoende middelen om de broodnodige extra plaatsen in de rusthuizen te verzekeren, en er zijn tot het jaar 2020 zelfs geen centen om de verloning van het bestaande zorgpersoneel wat op te waarderen.

Dat we meer zelf moeten zorgen voor onze bejaarde familieleden, is de spil van het Vlaamse zorgbeleid vandaag. Vermaatschappelijking van de zorg heet dat. Maar is dat, ook los van de (broodnodige) discussie over de middelen, eigenlijk meer dan een slogan?

Volgens de studiedienst van de Vlaamse Regering telt Vlaanderen vandaag al naar schatting 1 miljoen mantelzorgers. Meestal (in 84 % van de gevallen) gaat het over de zorg voor een familielid. In ongeveer de helft van de gevallen gaat het over zorg die voortvloeit uit ouderdomsverschijnselen. Meestal is dat dan zorg voor de ouders of schoonouders.

Meer dan de helft van alle mantelzorgers is tussen de 45 en 64 jaar oud. Zij worden wel eens de ‘sandwichgeneratie’ genoemd, omdat zij vaak zowel voor de (klein)kinderen als voor de ouders moeten zorgen en dus op beide fronten moeten inspringen. Vrouwen nemen vaker (65 %) zorgtaken op dan mannen (35 %).

Ongeveer de helft van de mantelzorgers heeft betaald werk. Zij combineren dus zorgtaken met een job. Als we alleen naar de groep op actieve leeftijd kijken (25-64 jaar) dan heeft tussen de 60 en 70 % een job. 42 % van de mantelzorgers die werkt, werkt voltijds. Zo’n 34 % werkt meer dan halftijds maar minder dan voltijds (21 tot 37 uren per week) en 24 % werkt halftijds of minder (20 uur of minder per week). Bijna de helft van de mantelzorgers die betaald werk hebben, zet verder ook gericht vakantiedagen in om tijd te maken voor zorgtaken. Het aandeel mantelzorgers dat zich erg belast voelt door de zorgtaken groeit.

Natuurlijk is het sowieso een illusie te denken dat we zonder een goed uitgebouwd en betaalbaar zorgaanbod vanuit de overheid de toekomstige uitdagingen van de vergrijzing gaan aankunnen. Al was het maar alleen al omdat niet iedereen kan rekenen op een even groot sociaal netwerk. “Doe het zelf”, dat werkt alleen als je genoeg mensen om je heen hebt. De nood aan investeringen in een overheidsaanbod kun je niet wegtoveren.

Maar de cijfers bewijzen ook dat mensen vandaag al massaal zelf instaan voor mantelzorg. Zij moeten veel beter ondersteund worden. Het gaat dan over voldoende plaatsen in dagverblijven en kortverblijf, over professionele ondersteuning en – niet onbelangrijk – over het compenseren van inkomensverlies voor wie minder gaat werken om zorgtaken op te nemen. Dit laatste ook buiten de systemen van tijdskrediet, die niet voor iedereen toegankelijk zijn.

Als er ergens nood aan is, dan is het wel aan een debat over hoe we in de toekomst tijd gaan vinden voor wat de minister van Welzijn van ons verwacht. Een debat dus over ‘tijd voor zorg’. Vandeurzen zal daarvoor moeten gaan praten met zijn partijgenoot en collega van Werk, Kris Peeters. Je kunt immers niet alles willen: én iedereen langer werken én de zorg voor familieleden opnemen, én deeltijds werk ontmoedigen om zoveel mogelijk mensen voltijds te laten werken én mantelzorg stimuleren, vragen om én meer flexibiliteit en langere werkuren aan de dag te leggen én zorglast torsen. Er zal moeten gekozen worden.

Volgens een studie van Partena ziet ruim de helft van de mensen - ondanks alle verklaringen van politici dat iets anders ‘onbetaalbaar’ zou zijn - het niet zitten om te werken tot 67, en al zeker niet voltijds. Anderzijds wijzen de schattingen over het aantal mantelzorgers erop dat Vlamingen wél willen zorgen voor hun naasten. Die zorg zou je ook kunnen zien als ‘een kost’ die op ons afkomt.

Do the math, beste beleidsvoerders, zou ik zeggen. Willen we dat mensen meer zorgtaken opnemen, geef hen dan de tijd om dat te doen. Maak geen taboe van arbeidsduurvermindering, maar onderzoek hoe we de kosten en baten ervan billijk kunnen verdelen. Maak geen oekaze van werken tot 67, maar durf die beslissing (die men trouwens nooit in een verkiezingsprogramma heeft durven zetten) terug te draaien. Maak nu werk van een maatschappelijk contract over het evenwicht tussen werk en zorg en over hoe we de tijd gaan vinden om – samen met professioneel en deftig betaald zorgpersoneel – de toenemende zorgnood voor onze ouders en grootouders op te vangen. Doe je dat niet, dan zul je nog lang noodnummers moeten promoten.

Philippe Diepvents
Directeur Studiedienst Vlaams ABVV

 

Andere blogs van Philippe:

Staatshervorming voor gevorderden
De toekomst van werk: vrijheid of blijheid?
Is begeleiden naar werk zinloos?
Quota versus eigen keuze? Een liedje met veel valse noten
Een economie die voor ons werkt
De digitale overheid: een goed idee?