In gesprek met ... Philippe Diepvents.
Vreemd nieuws vorige week: Volgens een recent onderzoek van de VUB zijn de meeste parlementairen helemaal niet enthousiast over een mogelijke volgende staatshervorming. Meer nog, een flink aantal onder hen vindt nu dat de laatste, zesde staatshervorming misschien wel wat te ver is gegaan.
Huh? Jarenlang is de idee van ‘wat we zelf doen doen we beter’ toch de leidraad geweest van het politieke denken in Vlaanderen? En het wondermiddel om ‘het’ beter te doen, dat was toch die staatshervorming? En nu is dat plots veranderd, behalve dan voor Vlaams Belang en N-VA, voor wie regionalisering tot het DNA behoort?
Voor wie de laatste staatshervorming een beetje van nabij heeft gevolgd, zal dit echter veel minder verrassend overkomen. Momenteel is men de zesde staatshervorming immers aan het uitvoeren. De daad moet nu, ondertussen al vijf jaar nadat er een akkoord werd getekend, eindelijk ook bij het woord gevoegd worden. En dat blijkt allemaal niet zo eenvoudig als gedacht. Een paar voorbeelden.
Met de nieuwe bevoegdheid van de doelgroepkortingen kan Vlaanderen zelf een beleid van loonlastenverlaging voeren. Daarbij kiest Vlaanderen resoluut voor de RSZ-korting, die toegekend wordt op basis van de vestigingsplaats van het bedrijf. Met de andere gewesten is daar niet over overlegd. Ah nee, want we mogen nu eindelijk zelf beslissen! Helaas blijkt nu dat Brussel kiest voor een ander systeem, dat op woonplaats van de werknemer gebaseerd is. Resultaat: duizenden Vlaamse pendelaars die in Brussel werken dreigen vanaf volgend jaar tussen de twee systemen te vallen (en dus duurder te worden voor hun werkgever). Zij wonen immers niet in Brussel en werken niet in Vlaanderen. Bovendien zal die werkgever door de bomen het bos niet meer zien als hij mensen tewerkstelt uit meer dan 1 gewest en dus allerlei verschillende regels moet volgen.
Tweede voorbeeld: Vlaanderen oefent sinds 1 januari de bevoegdheid uit om werklozen te controleren. Dit als eerste van de drie gewesten, sneller dan Wallonië en Brussel; een pluim voor minister Muyters. Helaas is heel wat van de regelgeving over wanneer die werklozen al dan niet beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt helemaal nog niet klaar. Dat is bijvoorbeeld zo voor de befaamde ‘aangepaste beschikbaarheid’ van ouderen en van deeltijds werkenden met uitkering. Men weet dus aan een pak werkzoekenden simpelweg niet te zeggen wat er precies van hen verwacht wordt, met grote rechtsonzekerheid tot gevolg. Bovendien: de VDAB beschikt na alle besparingen ook niet over voldoende mensen en middelen om iedereen die ze volgens de federale afspraken zou moeten controleren ook effectief en naar behoren te controleren en te begeleiden. Voor sommige groepen werklozen zal er dus gewoon niets gebeuren. Maar we zijn wel ‘eerst’...
Derde voorbeeld: Vlaanderen werd ook bevoegd voor economische migratie, oftewel het toestaan van arbeidskaarten voor wie hier wil komen werken. Nu is het zo dat wie toestemming krijgt om in Vlaanderen te werken, best ook in Wallonië en Brussel toegang krijgt, en vice versa. Dit omdat heel wat bedrijven immers niet stoppen met hun activiteiten aan de gewestgrens. Bovendien is ons land recent veroordeeld voor het laattijdig omzetten van de Europese single permit-richtlijn, die bepaalt dat er 1 loket moet zijn waar alle aanvragen kunnen worden gedaan om hier te wonen en werken, in plaats van verschillende vergunningen en documenten op verschillende plaatsen te moeten aanvragen. Resultaat: door de zesde staatshervorming moeten we eerst per gewest regels gaan uitdenken rond economische migratie, om vervolgens te gaan overleggen over hoe we die in 1 loket kunnen laten aanvragen en overal geldend laten zijn. Dat klinkt een beetje als een flinke omweg, niet?
Willen deze voorbeelden nu zeggen dat elke staatshervorming per definitie slecht is? Nee, natuurlijk niet. Maar het doet wel ernstige vragen rijzen bij de manier waarop politici omgaan met zo’n staatshervorming. Efficiëntie mag dan wel het belangrijkste argument zijn dat men aanhaalt waarom een staatshervorming zogezegd nodig is, in de praktijk zien we daar voorlopig weinig verbetering van komen. Men geraakt niet voorbij symbolen en principes, en rijdt zich daarin vast.
Men wil het mordicus ‘anders’ doen (doelgroepkortingen), maar negeert daardoor efficiëntieoverwegingen. Men wil het kost wat kost sneller doen en met minder middelen (controle werklozen), maar loopt daarbij de grenzen van de realiteitszin voorbij. Men wil het zelf doen uit principe, ook op domeinen waar dat weinig zin heeft (economische migratie). Het probleem met de staatshervorming is dat men ze te veel vanuit ideologisch oogpunt aanwendt en juist helemaal niet vanuit efficiëntieoverwegingen. Het gaat nauwelijks over goed bestuur. Helaas is die tekortkoming geen alleenrecht van rechtse politici. Ook Mieke Vogels had omwille van ideologische redenen problemen bij de rol van de ziekenfondsen in de nieuwe Vlaamse Sociale Bescherming, terwijl die duidelijk de meest efficiënte invulling kunnen leveren voor de vraag om tot 1 loket voor zorgvragen te komen.
In ieder geval: voor we gaan nadenken over een zevende staatshervorming – iets waarover sommigen al luidop dromen – zouden we beter eens nadenken over wat we nu eigenlijk precies het beste aanvangen met die zesde. En liefst - als het even kan, beste politici - iets in de richting van een beter werkend systeem. Ook als er daar geen ideologisch garen bij te spinnen valt.
Philippe Diepvents
Directeur studiedienst Vlaams ABVV
Andere blogs van Philippe:
De toekomst van werk: vrijheid of blijheid?
Is begeleiden naar werk zinloos?
Vluchten kan niet meer