Het is altijd confronterend als je zeventig jaar na een formeel en universeel verbod moet vaststellen dat mens en maatschappij niet willen meewerken met de nochtans evidente regelgeving. Een verbod op slavernij en slavenhandel in iedere vorm, daar kan toch niemand tegen zijn? En trouwens, is dat al niet anderhalve eeuw geleden zo afgesproken?
Ja. Maar. Als ik op de site van MO* “slavernij” intik in de manke zoekrobot, dan levert die mij de ene na de andere titel waaruit meteen blijkt dat we hierover ook vandaag in de onvoltooid tegenwoordige tijd spreken. Een kleine greep uit het recente verleden: ‘Slavernij is nooit afgeschaft, en misschien sponsort u het wel’, ‘Slavernij kan worden uitgeroeid’, ‘Slavernij en kinderarbeid heel gewoon in Indiase granietgroeves’, ‘Cambodjaanse groei is gebouwd op slavernij’, ‘Is slavernij in Mauritanië het gevolg van de islam?’, ‘Welkom in het land waar slavernij nog bestaat’, ‘Militairen aangeklaagd voor seksuele slavernij in Guatemala’… En dan zit daar nog geen titel tussen die verwijst naar de seksslavernij onder het bewind van de Islamitische Staat in Syrië en Irak, waarvan vooral Jezidische vrouwen het slachtoffer werden. ‘Einde aan moderne slavernij begint in de bestuurskamer’, een titel uit 2014, vat het misschien nog best samen: slavernij is op de eerste plaats een economisch systeem, en de winstgevendheid ervan maakt het zo moeilijk te bestrijden met wetten of morele argumenten.
Er is niet echt een scherpe definitie van moderne slavernij, en dat maakt het moeilijk om te tellen over hoeveel mensen het gaat. Nochtans is het essentieel om te weten hoeveel mensen, in welke regio’s en in welke economische sectoren uitgebuit worden op een manier waarbij ook van vrijheidsberoving sprake is. De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de Walk Free Foundation, namen in 2017 samen het initiatief voor het Global Estimates of Modern Slavery rapport. Volgens hun gegevens bevinden 24,9 miljoen mensen zich in een situatie van dwangarbeid en leven 15,4 miljoen mensen in een gedwongen huwelijk.
Bij dwangarbeid denken de meeste mensen aan gevangenen die aan het werk gezet worden zonder daarvoor vergoed te worden. Nochtans is dat maar een restcategorie. Het grootste deel van de werkslaven, ongeveer 16 miljoen mensen, werkt in privébedrijven. Zij zijn aan de slag als huishoudster, in de bouw, de maakindustrie, landbouw of visvangst. Daarnaast zijn 3,8 miljoen volwassen onder dwang aan de slag in de seksindustrie en zijn 1 miljoen kinderen slachtoffer van commerciële seksuele uitbuiting. De seksuele slavernij is voor 99 procent vrouwelijk. Ongeveer 4,1 miljoen mensen worden door de staat gedwongen te werken, meestal in landbouw of bouwactiviteiten, en dat zijn lang niet altijd gevangenen.
Sharan Burrow, secretaris-generaal van de internationale vakbondsfederatie ITUC, omschreef het probleem tijdens een panelgesprek in New York heel helder: “Deze cijfers zijn onverkort een veroordeling van het bestaande economische model. Om hier iets aan te doen moeten de arbeidswetten aangepast worden en hebben we overheden nodig die deze wetten ook doen naleven.” Ook toenmalig VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Ze’eid Ra’ad Al-Hussein, stelde: ‘De mens is op zichzelf onvoldoende betrouwbaar om de goede dingen te doen. Daarom hebben we goede wetten nodig.” Maar, zo vroeg Al-Hussein zich in een meer filosofische bedenking af: “Hoe mobiliseren we de publieke opinie nog in een wereld die haar schaamte verloren is? Hoe zorgen we voor verontwaardiging over deze moderne slavernij als men gewoon geworden is aan geweld en kwaad?”
Minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo wees toen op het belang van ngo’s als waakhonden en op de macht van consumenten. William Swing, directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) hamerde op de verantwoordelijkheid van de overheid en de politiek: “Het overheidsbeleid is in veel gevallen deel of zelfs bron van de problemen waar kwetsbare mensen zoals migranten mee te maken krijgen.” Hij verwees onder andere naar de restricties op legale migratie die mee verantwoordelijk zijn voor de bloeiende mensensmokkel en de zelfs voor de misbruiken die in Libische kampen vandaag voorkomen. Maar hij klaagde ook de rekruteringsagentschappen aan die migranten aan een baan helpen, maar daar exorbitante bedragen voor vragen - wat een van de oorzaken is van schuldslavernij en onvrijheid, aangezien de migranten vaak meer dan een jaar moeten werken om die bedragen af te betalen.
“Tijdens de piek van de trans-Atlantische slavenhandel einde van de zeventiende eeuw, werden er jaarlijks 4 miljoen mensen verscheept van Afrika naar de Amerika’s”, zei moderator Nikolas Kristof van de New York Times. Vandaag blijken er elke dag 40 miljoen mensen in situaties van slavernij te leven. Hoe moeten we daarmee omgaan? Het antwoord van Guy Ryder, directeur-generaal van de IAO, was duidelijk: “Zorg ervoor dat er niet langer zo veel winst mee te maken valt. En daarvoor moeten overheden sterker samenwerken met het middenveld. Zo krijgen we beter zicht op de omvang, de achtergronden en de verschijningsvormen van het probleem, en kan het dus ook effectiever aangepakt worden.” Sharan Burrow bevestigde dat: “De eerste acties in het Westen tegen slavenhandel werden gelanceerd door textielarbeiders die weigerden nog langer te werken met katoen dat door slavenarbeid geproduceerd werd.”
Er zijn dus wel degelijk ideeën om een einde te maken aan de slavernij in de huidige wereld – alleen gaan die in tegen het economische belang van een aantal machtige mensen.
Ook Andrea Brouwer van de International Justice Mission beaamt dat. Alleen voegt ze er een belangrijk element aan toe: “Deze praktijken blijven bestaan door ongelijkheid en armoede, wordt gezegd. Uiteraard spelen deze omstandigheden een rol, maar ze zijn niet dé reden dat ze kunnen blijven bestaan. Kinderen worden uitgebuit in bijvoorbeeld de visserij, mijnbouw of seksindustrie, omdat bestaande wetten tegen slavernij en kinderarbeid niet worden gehandhaafd. Zolang daders kinderen ongestraft kunnen uitbuiten, mishandelen en misbruiken, zullen zij dit blijven doen. Omdat het een gemakkelijke manier is om geld te verdienen.”
Brouwer beweert dat sensibiliseren en beter uitrusten van politie en gerechtsapparaat al meteen tot spectaculaire verbetering leidt. “Zo daalde het aantal kinderen dat in Cebu, Filipijnen, als seksslaaf werd verkocht voor de commerciële seksindustrie in vier jaar tijd met 79 procent. In Angeles City, eens een hotspot voor pedofielen, was 1 op de 11 aangeboden meisjes in 2012 minderjarig. In 2016 was dit verminderd met 1 op de 83. Niet bestrijding van armoede, maar het handhaven en aanscherpen van wetten veroorzaakte deze drastische daling.”
Andrew Forrest, een Australische ondernemer die het initiatief nam voor de Walk Free Foundation, begon zijn strijd tegen moderne slavernij door de confrontatie met meisjes die verhandeld en uitgebuit waren. Voordat hij zijn Stichting lanceerde, onderzocht hij de toeleveringsbedrijven waarmee zijn bedrijf samenwerkte, waarbij hij vaststelde dat een Brits bedrijf in het Midden-Oosten gebruikmaakte van ongeoorloofde praktijken, zoals het in beslag nemen van de paspoorten van Aziatische migrantenarbeiders. “Slavernij is een affront voor de bedrijfswereld”, zegt Forrest. En dus is de ‘belangrijke rol van het bedrijfsleven’ alleen te begrijpen als een opdracht aan ondernemers en bedrijven om het eigen huis in orde te brengen en onmiddellijk een einde te maken aan deze uitbuiting en moderne slavernij.
Over Gie Goris
Gie Goris is al meer dan 15 jaar hoofdredacteur van MO*magazine met mondiaal nieuws over migratie, mensenrechten en duurzame ontwikkeling. Gie schrijft rond conflicten in cultuur en religie, mondialisering en islamisme van Iran tot Indonesië. Regelmatig bezoekt hij de regio rond Afghanistan, waarover hij het boek Opstandland schreef, een blik op het land en de regio die al veertig jaar in een permanente staat van oorlog verkeren.
Foto: Brecht Goris
Gie Goris is al meer dan 15 jaar hoofdredacteur van MO*magazine met mondiaal nieuws over migratie, mensenrechten en duurzame ontwikkeling. Gie schrijft rond conflicten in cultuur en religie, mondialisering en islamisme van Iran tot Indonesië. Regelmatig bezoekt hij de regio rond Afghanistan, waarover hij het boek Opstandland schreef, een blik op het land en de regio die al veertig jaar in een permanente staat van oorlog verkeren.